Helikopters
Een helikopter is een luchtvoertuig dat rechtstandig kan opstijgen en dalen. Dit type voertuig heeft andere mogelijkheden dan vliegtuigen die met behulp van vleugels en propellers of straalaandrijving vliegen.
Toepassingen
Helikopters worden sinds de jaren 50 van de 20e eeuw op grote schaal gebruikt en kennen verschillende toepassingsmogelijkheden: ze worden gebruikt op schepen, in het leger, door de politie, en door medici als traumahelikopter. Bovendien worden ze ingezet bij search and rescue missies, voor het vervoer van zware lasten en als vliegende taxi voor sterren en andere superrijke lieden. Het voordeel van een helikopter is dat dit toestel kan landen op plekken die voor een vliegtuig – door zijn lange landingstraject – onbereikbaar zijn, zoals op schepen, bergen en in steden. Doordat de voortstuwing niet in een horizontale baan plaatsvindt, is de snelheid van helikopters vrij laag. Maar modellen als de moderne gevechtshelikopters combineren de rotor met een straalaandrijving, waardoor ze toch aanzienlijke snelheden kunnen bereiken.
Hoe werkt een helikopter?
De bladen van een helikopterrotor hebben dezelfde dwarsdoorsnede als een vleugel van een vliegtuig. Daardoor genereren ze lift en trekken ze de cabine van het luchtvaartuig omhoog. Doordat de hoek van de rotor wordt aangepast kan een helikopter zowel vooruit als naar links en naar rechts gevlogen worden. Door de rotorbeweging ontstaat er echter ook een tegenreactie, waarbij de cabine een andere kant op wil draaien dan de rotor. Om dit effect tegen te gaan hebben helikopters een kleine staartrotor die horizontaal aan de staart bevestigd is. Modellen met twee rotoren, zoals de bekende Chinook, hebben een dergelijke staartrotor niet nodig.